TOP

Mijn lichaam is niet van mij

Mijn lichaam is niet van mij

Beeld: Jan Broekhuizen

De correlatie tussen lichaamsdysmorfie, genderdysforie en een eetstoornis

Ik heb een haat-liefdeverhouding met mijn lichaam, wat veel mensen, en zeker trans mensen, zullen herkennen. De afkeer die ik voel tegenover mijn lichaam wordt deels veroorzaakt door mijn genderdysforie. Ik heb een hekel aan mijn wijde heupen en brede dijen, mijn borsten, de zachte rondheid van mijn gezicht. Sommige dagen haat ik alles aan mijn lichaam, enkel en alleen omdat het voelt alsof het niet van mij is. Een groot deel van mijn lichaam haat ik ook omdat ik geconditioneerd ben om het te haten: ik verafschuw alles aan mijn lichaam dat er dik uitziet. Mijn dijen, mijn buik, mijn armen. Als kind heb ik geleerd dat dikheid, überhaupt het hebben van lichaamsvet, gelijkstaat aan lelijkheid. Dat ik die delen van mijn lichaam moet haten die niet conformeren aan hedendaagse lichaamsidealen. En iedereen die zoals ik opgevoed is aan het begin van de 21e eeuw weet dat die ‘streef-ernaar-een-boomtak-te-wezen’ schoonheidsidealen moordend waren. Dus, toen ik eenmaal in de puberteit kwam, zwaarder werd en mijn dijen, heupen en borsten groter werden, verafschuwde ik dat. Ik raakte geobsedeerd door mijn lichaam. Jarenlang hongerde ik mezelf uit omdat ik ervan overtuigd was dat ik alleen in deze wereld kon passen door mezelf zo klein mogelijk te maken. Ik had de schadelijke berichten van dieetcultuur die mij toen, en nu nog steeds, omringden volledig geïnternaliseerd.

Toen ik uit huis ging en in een andere omgeving kwam, werd ik voor het eerst echt geconfronteerd met hoe slecht mijn relatie met mijn lichaam was. Ik realiseerde me, mede dankzij een vriendin, dat er iets moest veranderen, en voor het eerst wilde ik dat ook echt. Daarom besloot ik mijn relatie met eten en mijn lichaam te helen, en mijn geïnternaliseerde vetfobie te ontmantelen. Eerst begon ik voorzichtig met het waarderen van mijn lichaam omdat het mij in leven hield, en langzamerhand leerde ik om ervan te houden. Om mijn lichaam niet slechts te behandelen als een machine die ik moest onderhouden om in leven te blijven. Langzaamaan leerde ik hoe ik radicaal van mijn lichaam kan houden. Van alles: al het vet en deuken en haar, in plaats van het te haten omwille van alles wat mij geleerd is dat het niet mag zijn. Iets wat moeilijk was, en nog steeds is. Ik ben er ook niet altijd even goed in. Tijdens de pubertijd had ik lichaamsdysmorfie ontwikkeld, waardoor ik ervan overtuigd was dat mijn heupen en dijen nog steeds “walgelijk” groot waren, ondanks hoeveel ik was afgevallen. Het maakte niet uit wanneer andere mensen me vertelden dat het niet waar was, ik kon het niet geloven. Mijn brein vervormde het beeld dat ik zag in de spiegel totdat ik alleen nog maar een overdreven uitvergroting van mijn dijen en heupen kon zien. Ik had mijn afschuw van die lichaamsdelen altijd toegeschreven aan mijn lichaamsdysmorfie en eetstoornis, omdat aan mij, net als aan iedereen, geleerd was dat dikheid en wat voor vet dan ook slecht was. Maar mijn walging van mijn heupen en dijen en alle “vrouwelijke” delen van mijn lichaam ging maar niet weg, ook al koesterde ik geen wrok jegens mijn lichaam voor het hebben van vet. Op een gegeven moment realiseerde ik me in therapie dat ik dissociërend door het leven ging. Elke keer dat ik bewust ín mijn lichaam probeerde te zijn, voelde ik me afschuwelijk en lukte het mij niet te begrijpen waarom. Het maakte toch niet meer uit? En het is een prachtig lichaam voor een vrouw, dacht ik dan in die momenten. Het hoorde alleen niet bij mij.

Dat is toen het kwartje viel: mijn lichaam hoort van mij te voelen, en dat doet het niet. Ondanks al het werk dat ik had gestopt in het helen van mijn relatie met mijn lichaam, had ik niet door dat de lichaamsdysmorfie en geïnternaliseerde vetfobie hadden verborgen wat ik diep van binnen daadwerkelijk haatte aan mijn lichaam, namelijk het feit dat het werd waargenomen als een vrouwenlichaam. Ik wilde helemaal niet gezien worden als vrouw. Het kostte me jaren om me dat te realiseren omdat ik altijd had gedacht dat het normaal was dat je een hekel had aan je lichaam als dit lichaam niet voldeed aan de normen. Dat is het niet. Je hoort je lichaam, jezelf, niet zo te haten. Je lichaam is onderdeel van wie je bent en het verdient het om goed behandeld en geliefd te worden, zonder voorwaarden. Maar het kan ongelooflijk lastig zijn om waardering te voelen voor je lichaam als je geconditioneerd bent om het te verachten en je daarbovenop ook nog eens het verkeerde gender aangemeten hebt gekregen bij je geboorte. Daar ligt denk ik ook het belangrijke verschil tussen lichaamsdysmorfie en genderdysforie: het eerste komt van buitenaf, het andere van binnenuit. Geen enkel kind haat het eigen lichaam, of voelt schaamte en afschuw voor delen ervan, uit het niets. Zoiets is altijd aangeleerd door de omgeving en maatschappij waarin het is opgegroeid. Zoals Hannah Gatsby zei: “zelfhaat is uitsluitend een zaadje geplant van buitenaf”1. Dit kun je ontleren. Vraag jezelf: waarom haat ik mijn neus, mijn buik, mijn tanden? Zijn dit dingen waarover mij telkens, impliciet of expliciet, is verteld dat ze lelijk of afwijkend zijn? En werk van daaruit aan je relatie met dat lichaamsdeel, zelfstandig of in therapie.

Trans zijn is echter niet iets aangeleerds. Als je trans bent en genderdysforie ervaart, groei je op in een bepaald lichaam en aangewezen gender, maar ongeacht wat anderen zeggen en waarnemen komt je genderidentiteit niet overeen met je aangewezen gender. Niemand heeft je dat aangeleerd. Het tegenovergestelde eerder: mensen zullen vaak er alles aan hebben gedaan om je te doen geloven dat je je wél voelt als je aangewezen gender. Bij lichaamsdysmorfie is het beeld dat ik zie in de spiegel fout omdat mijn brein hyperfocust op de delen van mijn lichaam die ik haat en ze uitvergroot. Ik zie daadwerkelijk een vervormd beeld. Het is niet zo dat ik in de spiegel kijk en een lichaam zie met een penis en geen borsten, om het even binair en simpel te zeggen, ongeacht hoe groot mijn verlangens zijn dat dat waar is en hoe erg ik het gevoel heb dat dat is hoe ik eruit had moeten zien. Dat is het verschil. Je kunt lichaamsdysmorfie ontleren en ervan helen omdat het door je omgeving aangeleerde zelfhaat is. Je kunt genderdysforie níet ontleren, aangezien het veroorzaakt wordt door een incongruentie tussen je genderidentiteit en je toegewezen gender. Genderdysforie verdwijnt vaak zodra je vrij bent om je uit te drukken zoals je je daadwerkelijk voelt en daarmee verdwijnt je trans- zijn dus niet.

Zoals ik eerder zei, kan het ontzettend lastig zijn om dit allemaal uit te vogelen als je, bovenop een eetstoornis, zowel lichaamsdysmorfie als genderdysforie ervaart. En ik weet dat ik niet de enige ben die hiermee worstelt. Nadat ik mijn online lezersoproep de wereld in had gestuurd, hebben diverse trans mensen TRANS magazine benaderd om hun verhaal te delen. Ik heb drie van hen geïnterviewd om het stilzwijgen over het onderwerp te doorbreken.

Hoewel ik nooit professionele hulp heb gehad voor mijn lichaamsdysmorfie, eetstoornis of genderdysforie, heb ik wel veel steun gehad aan praten met mensen die vergelijkbare ervaringen hebben en aan boeken zoals “The Body is Not an Apology” van Sonya Renee Taylor. Taylors boek is een aanrader voor iedereen die worstelt met lichaamsdysmorfie, eetstoornissen of zelfhaat in het algemeen. Het beste advies dat ik kan geven aan degenen die hier ook mee worstelen is: wees zachtaardig en geduldig naar jezelf toe en vraag om hulp. Je bent hier niet alleen in, zoals dit artikel ook laat zien, en je hoeft dit ook niet allemaal in je eentje op te lossen.

Asa (29), Mira (31) en Jack (29) vertellen over hun ervaringen met lichaamsdysmorfie, eetstoornissen, en genderdysforie. Ik ben dankbaar voor hun openheid en eerlijkheid en ik hoop dat anderen net zoveel (h)erkenning en hoop halen uit hun verhalen als ik.

Hoe ziet jouw lichaamsdysmorfie, of de relatie met je lichaam eruit voor jou?

Mira: “Mijn relatie met mijn lichaam is een combinatie van lichaamsdysmorfie en genderdysforie. Mijn genderdysforie wordt voornamelijk veroorzaakt door de geseksualiseerde ‘stereotypisch vrouwelijke’ aspecten van mijn lichaam: mijn brede heupen, mijn borstkas (borsten) en mijn menstruatie. Ik realiseerde me recent dat ik niets kan veranderen aan mijn heupen aangezien het een onderdeel is van mijn lichaamsstructuur, dus ongeacht hoe dun ik word, ik zal altijd brede heupen hebben. Daarom heb ik besloten om meer spieren te kweken in mijn bovenlichaam zodat ze breder worden dan mijn heupen en ik hopelijk vaker euforische momenten kan ervaren. Ik ervaar ook lichaamsdysmorfie over mijn buik als gevolg van vetfobie. Toen ik een tiener was deed ik elke avond voor ik ging slapen buikspieroefeningen. Het was een obsessie. Ik kan me ook goed herinneren dat ik, wanneer ik ging slapen, een kussen of teddybeer tegen mijn buik drukte om ervoor te zorgen dat die zich niet ontspande en dus platter bleef. Mijn lichaamsdysmorfie is een grote trigger voor mijn eetgewoontes. Op het moment gaat het beter met mij omdat ik me bewust ben van wat ik mankeer maar het is nog steeds elke dag een strijd.”

Jack: “Mijn lichaamsdysmorfie uit zich in een disconnectie tussen mijn geest en lichaam. Ik ervaar mijn lichaam niet alsof het van mij is en ik heb moeite met accepteren dat er maar zoveel is wat ik kan doen om überhaupt enigszins in de buurt te komen qua uiterlijk van wie ik ben. Mijn lichaamsdysmorfie geeft me een heel eenzaam gevoel en heeft ervoor gezorgd dat ik me een freak voel die nergens bij hoort, omdat ik me met niemand om me heen verwant voel. Het gevolg is dat ik kamp met zelfbeschadiging op verschillende manieren; ik heb de neiging mijn lichaam te straffen voor mijn emotionele ellende.”

Asa: “Vanaf mijn twaalfde begon ik de relatie met mijn lichaam door de ogen van anderen te zien, aangezien ik complimenten kreeg over hoe ik eruitzag. Diep vanbinnen wilde ik echter dat mijn lichaam er anders uitzag, maar ik wist niet hoe dit te bereiken. Korsetten dragen was een van de manieren waarop ik probeerde de vorm van mijn lichaam te veranderen, maar ik merk tot op heden de negatieve effecten daarvan. Het vervormde niet alleen mijn lichaam, maar het verpestte bovenal mijn ademhaling.

Rond mijn 21e was mijn lichaamsdysmorfie het ergst. Ik was mijn genderidentiteit aan het ontdekken, zoekende naar manieren om die te uiten. Ik creëerde een relatie met mijn lichaam via het oog van mijn camera en door het nemen van selfies. Een andere manier was sporten. Ik stopte enorm veel moeite in het veranderen van mijn lijf, het proces dagelijks documenterend, maar de relatie met mijn lichaam groeide erg scheef. Hoe harder ik sportte en hoe meer ik mijn dieet veranderde, hoe meer ik me een mislukkeling voelde.

Op dit moment is mijn lichaamsdysmorfie genezen. Yoga is een van de dingen die mijn relatie met mijn lichaam heeft verbeterd. De belangrijke rol van yoga leidde ertoe dat ik Be Queerful heb opgericht, de eerste queer yogaschool van Europa.”

Kun je je herinneren wanneer de verstoorde verhouding met je lichaam begon?

Jack: “Ik ben al mijn hele leven geobsedeerd door mijn lichaam, omdat het nooit ‘goed’ is geweest. Als klein kind al had ik constant het idee dat ik tot een andere soort dan mijn leeftijdsgenoten behoorde. Maar in plaats van de kleine dingen te omarmen die me geruststelling gaven was ik continu bezig om een vrouwelijke genderexpressie onder de knie te krijgen, omdat ik het gevoel had dat dat de enige acceptabele optie was vanwege mijn overgewicht. Ik had altijd een hekel aan hoe breed mijn torso en schouders waren. Het voelde alsof mijn schouders, brede bovenlichaam, kleine borsten en sterke armen me ervan weerhielden om ooit ‘normaal’ te kunnen zijn. Toen ik mijn identiteit begon te onderzoeken, gebeurde het tegenovergestelde: ik was naar mijn idee nooit mannelijk genoeg en ik ging mezelf uithongeren om toch op een manier controle terug te winnen over mijn lichaam en hoe het zich gedroeg.”

Asa: “Als tiener zei ik vaak dat ik wilde veranderen hoe mijn lichaam eruitzag, maar ik wist niet waarom. Later als student leerde ik de reden kennen, maar ik leerde ook —the hard way— dat fysieke veranderingen me niet daadwerkelijk gelukkig gingen maken”

Mira: “De lichaamsdysmorfie rondom mijn buik begon al op een jonge leeftijd, ik denk toen ik ongeveer negen of tien was. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door vetfobie die heerste binnen mijn familie. Mijn lichaamsdysmorfie was gerelateerd aan gender. Ik denk dat ik het nooit fijn heb gevonden dat ik er ‘vrouwelijk’ uitzie. Ik kon niet precies aanwijzen wat ik er niet fijn aan vond totdat ik op mijn achttiende mezelf definieerde als lesbienne. Alles werd duidelijker maar ook ingewikkelder. Ik dacht dat ik eigenlijk een man wilde zijn om vrouwen te kunnen versieren en verliefd op ze te zijn. Maar op hetzelfde moment had ik er twijfels over omdat ik me ook comfortabel voelde door mezelf te zien als een tomboy, een androgyn persoon die een lesbienne is. Het is belangrijk om te benadrukken dat ik in een land woonde dat homoseksualiteit criminaliseert (de Verenigde Arabische Emiraten). Onder sociale druk zag ik een volledige transitie tot man als oplossing van het lesbisch-zijn. Als ik in wezen man was, zou dat mijn aantrekking tot vrouwen ‘normaal’ maken.”

Wanneer en hoe realiseerde je je dat je trans bent?

Asa: “Ik werd toegelaten tot de kunstacademie rond mijn zeventiende en dat is het moment waarop eten en gewicht mijn gedachten begonnen over te nemen. Gewicht verliezen werd een noodzaak en een manier om mijn stress te hanteren, want ik was totaal gestrest op de kunstacademie. Het was ook een periode waarin ik begon met het ontdekken van mijn eigen genderidentiteit. Het boek Kafka aan het strand van Haruki Murakami bezorgde me het aha-moment van ‘hey, misschien ben ik geen cisgender vrouw’. Ik identificeerde mij met een trans personage in het boek. En van daaruit begon ik met mijn eigen genderverkenning.”

Jack: “Ik kwam vroeger nooit in aanraking met trans mensen en was niet bekend met hun ervaringen. Waar ik vandaan kom was de lhbt+-gemeenschap zo goed als niet-bestaand en de regel was: ga ervanuit dat iedereen homofobisch of queerfobisch is tot het tegendeel wordt bewezen. Ik was me er niet eens van bewust dat hormoontherapie bestond tot erg recent. Ik schaam me ervoor dat ik heel lang mezelf niet toestond om überhaupt te overwegen dat ik misschien een trans man kon zijn, omdat ik oprecht geloofde dat dat inhield dat je een honkbalpet opzet en het ‘jongens-huilen-niet’ idee volgt. En dat was simpelweg geen optie voor mij. Het was aan het begin van mijn twintiger jaren dat ik voor het eerst geconfronteerd werd met trans mensen, met name online op YouTube. Ik wist dat ik trans was, maar het kostte me nog een aantal jaren van ontkennen voordat ik het accepteerde en omarmde.”

Mira: “Ik ben recent uit de kast gekomen als non-binair. Het was aan het begin van 2021 dat ik het begon te delen met goede vrienden en de mensen die dicht bij me staan. Het klopte gewoon dat ik me niet volledig identificeer met de binaire genders en het maakte duidelijk voor me dat ik niet per se de volledige transitie naar man-zijn wil doorgaan. Dat hardop zeggen gaf me het gevoel dat mensen me nu zien op de manier dat ik wil dat ze me zien. Hoewel ik nog steeds Mira ben voor mijn vrienden, is er iets veranderd in de zin dat het nu echt voelt alsof ze me op dezelfde manier zien als ik mezelf zie. Hierdoor voel ik zoveel meer liefde en acceptatie naar mezelf toe.”

Ervaar je genderdysforie? Wat maakt je dysforisch?

Jack: “Ik dacht vroeger altijd dat de disconnectie die ik voel met mijn lichaam een resultaat was van de eetstoornis. Pas toen ik zoveel gewicht had verloren dat ik op het randje van uitmergeling zat, realiseerde ik me dat mijn onvrede met mijn lijf niet zozeer te maken had met mijn gewicht, maar met het feit dat ik me niet identificeerde met mijn ‘vrouwelijke’ lichaam. Ik voelde me het meest op mijn gemak met mezelf wanneer ik volkomen androgyn of mannelijk mocht zijn. Ik voel het meest dysforie als ik meer vet op mijn heupen, dijen en kont krijg. Ik hield vroeger erg van make-up, maar nu voel ik me nog niet mannelijk genoeg om het comfortabel te kunnen dragen. Hetzelfde geldt voor hoge hakken, crop tops, alles wat gezien wordt als vrouwelijk. Ik wil wel graag mijn haar verven en af en toe nagellak of make-up dragen en me gewoon kleden naar hoe ik me voel, maar ik wil tegelijk ook duidelijk gezien worden als man.”

Mira: “Al als klein kind voelde ik me nooit comfortabel met mijn aangewezen gender. Vroeger wilde ik heel graag een jongen zijn aangezien ik me meer herkende in dat binaire stereotype dan in mijn aangewezen gender. Toen ik ouder werd bleef de genderdysforie. Het was een mix van fysieke aspecten en maatschappelijke stereotypische verwachtingen ten aanzien van genderrollen. Ik voelde veel gendereuforie toen ik uit de kast kwam als non-binair. Verder voel ik me euforisch als ik topless in het openbaar kan zijn zonder geseksualiseerd te worden.”

Heb je (professionele) hulp gekregen voor je lichaamsdysmorfie en genderdysforie? Wat heeft jou geholpen?

Asa: “Ik heb geen hulp gezocht voor mijn lichaamsdysmorfie. Toen ik veertien was heb ik wel bij mijn schooldokter aangegeven dat ik dacht dat ik een eetstoornis had, maar hij wuifde dit weg en zei dat ik een gezond gewicht had en dat er niets was om me zorgen over te maken. Ik heb een seksuoloog opgezocht voor mijn genderdysforie, maar die vroeg vooral naar hoe de dysforie mijn relatie met mijn partner beïnvloedde in plaats van naar mijn ervaringen. Voor de goede orde: mijn partner stond honderd procent achter me en toen ik aan het eind van mijn therapie kwam, concludeerden we allebei dat we waarschijnlijk beiden transgender waren. Nou, je had het gezicht van de therapeut eens moeten zien.

Op het moment ben ik bezig een programma te ontwikkelen om anderen te helpen hun lichaamsdysmorfie en eetstoornissen te overkomen. Want ik kan niet in woorden uitdrukken hoeveel vrijheid het mij heeft gegeven om eindelijk met volle teugen van mijn leven te kunnen genieten.”

Mira: “Ik heb hulp gezocht toen ik begon te twijfelen aan mijn genderidentiteit. Mijn therapeut heeft me geholpen om comfortabeler te worden met hoe ik me voelde en dat heeft me vervolgens geholpen om uit de kast te komen als non-binair.”

Hoe heeft je transitie je genderdysforie beïnvloed?

Jack: “Ik zit op het moment aan het begin van mijn transitie (derde maand) en tot nu toe heeft het me positief beïnvloed. Maar ik ga niet liegen: de moeite die ik heb ervaren om de juiste hulp te krijgen voor mijn transitie heeft er wel aan bijgedragen dat mijn eetstoornis vorig jaar ernstig verslechterde. Ik kon gelukkig hormonen krijgen, maar dat ging eerlijk gezegd op een erg ingewikkelde manier. Ik word semi-begeleid door mijn huisarts, maar ik ben nog niet officieel begonnen aan een traject.

Ik heb geluk gehad, maar het is nog steeds een dreiging die me boven het hoofd hangt. Of ik mijn hormonen kan blijven krijgen en of ik die uit mijn zak zal kunnen betalen.”

Asa: “Mijn transitie heeft me geholpen om mijn genderdysforie te overkomen en het heeft een positieve invloed gehad op mijn lichaamsdysmorfie. Maar daarnaast hebben yoga en pilates ook bijgedragen aan de genezing van mijn lichaamsdysmorfie.”

Mira: “Ik heb het gevoel dat door uit de kast te komen als non-binair, mensen me nu zien voor wie ik ben en dat helpt me om bepaalde ‘vrouwelijke’ aspecten te verkennen waarvan ik voorheen nooit had gedacht dat ik dat zou doen, vanwege mijn genderdysforie. Ik voel me vrijer om te verkennen en mezelf te zijn. Ik ben nog steeds bezig om mezelf te vinden, de zelf die ik ben kwijtgeraakt door op te groeien in een maatschappij die binaire en heteronormatieve ideeën aan me heeft opgelegd.”

1 Uit Hannah Gatsby’s “Nanette”.

Post a Comment