TOP

Trans-zijn in de stad of op het platteland: op zoek naar een thuis

Trans-zijn in de stad of op het platteland: op zoek naar een thuis

Door Mars Planting

Openlijk transgender zijn in een klein Fries dorpje? Dat kan, zo laat de documentaire Mevrouw Faber zien. De film volgt de transitie van Harriette, een Friese trans vrouw. Veel artikelen over de documentaire leggen de nadruk op de woonplek van Harriette: ‘zelfs’ op het platteland kun je gewoon transgender zijn. Blijkbaar gaan mensen ervan uit dat dit op het platteland lastiger is dan in een stad. Maar hoe zit het eigenlijk met de ruimte voor diversiteit op het platteland? En is het leven van trans personen wel zo rooskleurig in de stad? In dit artikel duik ik in de statistieken, vertel ik over mijn eigen ervaring als non-binaire Fries en spreek ik met drie trans personen uit verschillende plekken in Nederland over hun ervaringen in de stad en op het platteland.

De cijfers

Volgens recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau woont de meerderheid van trans personen (69%) in een sterk stedelijke gemeente. Dat is meer dan het aandeel van cis personen die in deze gebieden wonen (55%). Het lijkt er dus op dat trans personen er vaker voor kiezen om in de stad te wonen. Dit versterkt het idee dat mensen die trans zijn in grote steden horen. Het Planbureau oppert als mogelijke verklaring voor deze cijfers dat er in steden meer ruimte voor diversiteit, meer anonimiteit en een betere infrastructuur voor trans personen is.

Als we kijken naar de locaties van transgenderorganisaties en de transgenderzorg, dan zijn dat inderdaad vaak grote steden. De meeste organisaties specifiek gericht op trans personen zitten in Amsterdam en Utrecht, de minste in Zeeland en Drenthe. Zelfs denkend aan het aantal inwoners is het aantal organisaties disproportioneel: Amsterdam heeft als stad met 821.752 inwoners meer dan vijf trans organisaties, terwijl Zeeland en Drenthe met respectievelijk 383.032 en 492.167 inwoners, geen enkele (openbare) trans organisatie hebben

Het is echter de vraag of het in de stad wel echt beter is voor trans personen. Het aantal discriminatiemeldingen ligt in grote steden gemiddeld hoger dan in niet-stedelijke gebieden. En ook in de stad vindt regelmatig anti-trans geweld plaats. Zo werd in april 2020 een trans vrouw mishandeld in de Amsterdamse metro.

Wat we missen in deze discussie over de verschillen tussen platteland en stad voor trans personen, zijn de ervaringen van trans personen zelf. Wat zijn volgens hen nou de voor- en nadelen van trans-zijn op het platteland, en wat in de stad? En hoe vinden zij een thuis voor zichzelf?

Beeld door An Smid

Mars (hen/hun), Badhoevedorp

Small town queer

Zelf kom ik uit Friesland, waar ik de eerste achttien jaar van mijn leven in een klein stadje met drieduizend inwoners heb doorgebracht. Toen ik zeventien was, las ik op het internet over het begrip ‘non-binair’. Hoe meer ik erover las, hoe meer ik me in de verhalen vond. Ik las niet over anderen – ik las over mezelf.

Ik was een typische ‘small town queer’, die niets liever wilde dan ontsnappen en de wijde wereld intrekken. Weg van het stadje waar bijna niemand in mijn omgeving wist wat non-binair betekende.

Na de middelbare school verhuisde ik naar Middelburg voor mijn studie. De internationale universiteit daar was heel queer friendly, maar toch was er geen queer groep om mee samen te komen, ook niet buiten de universiteit. Zo kende ik in mijn eerste jaar nog steeds geen openlijke trans personen.

Eropuit

Tijdens mijn studie kreeg ik eindelijk de kans om de wereld in te trekken: ik ging een semester naar Seoul, in Zuid-Korea. Hier leerde ik voor het eerst trans personen kennen. Bij hen kon ik mezelf zijn. Ik had oudere rolmodellen als voorbeeld, ik had mensen om me heen die begrepen wat ik meemaakte, en ik kon gesprekken hebben over trans-zijn zonder me opgelaten te voelen. Een wereld ging voor me open.

Na mijn tijd in Seoul begreep ik dat het belangrijk voor me is om andere trans personen in mijn leven te hebben, ook in georganiseerd verband. Daarom zocht ik online over transgender organisaties en zo vond ik TNN (Transgender Netwerk Nederland). Toen ik zag dat ze schrijvers van artikelen voor hun nieuwswebsite Transgender Info zochten, nam ik gelijk contact met ze op. Na een kort gesprekje kreeg ik groen licht. Zo kon ik artikelen schrijven terwijl ik nog in Middelburg woonde en reisde ik af en toe naar Utrecht voor een vergadering.

Dat is inmiddels drie jaar geleden. Nu woon ik in Badhoevedorp, een dorp vlakbij Amsterdam. Dat is de perfecte combinatie voor mij. Ik voel me thuis in een rustige leefomgeving, maar ben ook binnen bereik van mijn tweede thuis: het gezelschap van trans en queer personen.

Hridija, (hij/hem), Amsterdam

Een plek vinden bij House of Løstbois

Hridija, die oorspronkelijk uit Calcutta in India komt, verhuisde in 2019 naar Amsterdam om een PhD in Philosophy of Mind and Cosmology te doen. Ik videobel met Hridija als hij bij zijn familie in India op bezoek is. Met duizenden kilometers tussen ons vertelt hij hoe Amsterdam een belangrijke plek voor hem is geworden, waar hij een queer gemeenschap en daarmee ook meer zelfverzekerdheid heeft gevonden.

Vooral ‘House of Løstbois’, de enige drag king house in Amsterdam, heeft veel indruk op hem gemaakt. Hij vond de house per ongeluk, tijdens een dronken nacht. ‘Ik vond een deur en ik ging gewoon naar binnen. Er was een drag-voorstelling gaande en ik wist toen niet dat drag kings bestonden. Ik vond het geweldig en wilde meer weten’, vertelt hij me.

Toen kwam hij erachter wat ‘House of Løstbois’ was en wat het betekent om een drag king te zijn: ‘Het is een drag king-familie waar we niet alleen mannelijkheid tonen, maar ook verschillende variaties ervan. We vieren het, bespotten en bekritiseren het en bedenken nieuwe vormen van mannelijkheid. Er zijn geen regels. Het is een drag house, maar het is ook een familie.’

Deze gevonden familie betekent veel voor hem: ‘Drag king worden bij House of Løstboisis een van de belangrijkste gebeurtenissen in mijn leven. Het heeft me geholpen om een deel te worden van de queer gemeenschappen in Amsterdam.’

Door de mensen met wie ik in contact kwam heb ik de moed gevonden om meer open te zijn over mijn voorkeursvoornaamwoorden en mijn identiteit. Dat is een van de belangrijkste bijdragen die de stad mij gebracht heeft.’

Mijn huisgenoot wil een hormonale balans in het huis

Hridija heeft in India, Ierland en Engeland gewoond, maar Amsterdam voelt voor hem het meest bevrijdend. ‘Hier kan ik uiting geven aan mijn genderidentiteit en dat is een positieve ervaring, zeker vergeleken met de andere landen waar ik ben geweest en vooral vergeleken met India.’ In India krijgt hij nog vaak de vraag of hij nou eigenlijk een jongen of een meisje is, terwijl die vraag hem in Nederland nog nooit is gesteld.

Toch zijn er ook negatieve kanten. De vrijheid en veiligheid die hij voelt, voelt hij bovenal in de queer communities van Amsterdam. Daarbuiten kan het soms moeilijker zijn.

‘Van zo’n wereldse stad verwacht je bijna onbegrensde mogelijkheden maar toch werken veel plekken in Amsterdam op een binaire manier,’ zegt hij. ‘Bijvoorbeeld: een van mijn huisgenoten wil een “hormonale balans” in het huis behouden. Dit betekent dat we met twee jongens en twee meisjes moeten zijn. Deze huisgenoot wilde bovendien nooit mijn correcte voornaamwoorden gebruiken. Zelfs nadat ik uitlegde wat het betekent om trans te zijn, bleef deze persoon me bij de verkeerde voornaamwoorden noemen. Dat was best moeilijk.’

Bea (zij/haar), Mheer

Bea heeft vierentwintig jaar in Mheer gewoond, een klein dorp in Limburg met negenhonderdzestig inwoners. Nu woont ze in Duitsland, waar ze samen met haar vriend een watermolen herstelt. Ik bel haar tijdens haar lunchpauze over haar tijd in Mheer. Hoe was ze daar terechtgekomen? Na haar transitie in Den Haag kon ze moeilijk aan een baan komen, vertelt ze me. Toen ze een baan vond in Zuid-Limburg, liet ze dat niet zomaar gaan: ‘Ik was eigenlijk al heel erg blij dat ik een baan had gevonden.’

Ze heeft haar trans identiteit in het dorp nooit verborgen. Ze wisten er bij haar werk vanaf en het nieuws verspreidde zich snel. Dit merkte ze ook tijdens de bezichtiging van haar huis:

‘De eigenaresse van het huis vroeg: “De mensen zeggen hier dat je een transgender verleden hebt, klopt dat?’”, vertelt Bea, ‘Ik antwoordde kort maar krachtig: “Dat klopt maar ik ben nu Bea en ik wil gewoon dit huis kopen.”’

The only trans in the village

‘Ik was de eerste transgender die überhaupt in het dorp kwam, the only trans in the village, om maar zo te zeggen’, zegt ze lachend. Dat was spannend, ook al had ze gehoord dat Mheer een tolerant dorp was.

Gelukkig ging alles goed, vooral omdat ze zich inzette voor de dorpsgemeenschap en de kerk: ‘Ik werd al snel lid van het steuncomité van de harmonie en later ook van de werkgroep Kruisen en Kapellen, die kruisen aan de weg onderhouden. Mijn inspanningen werden gewaardeerd en dat is het voordeel van een klein dorp. Omdat ik aan wist te pakken en leuk mee wist te doen, werd het genderaspect minder belangrijk.’

Soms voelt ze extra druk om actief te zijn in het dorp: ‘Af en toe heb ik het gevoel dat ik extra alert moet zijn op kansen om iets toe te voegen aan de gemeenschap en iets positiefs bij te dragen. Ik heb toch een beetje het gevoel dat er anders misschien iets misgaat.’ Maar ze vindt het vooral ook gewoon fijn om te doen: ‘Het geeft ook plezier om iets voor de dorpsgemeenschap te kunnen betekenen.’

Het sneeuwballenvoorval

Toch werd ze ook wel eens lastiggevallen, vooral door de jongeren in het dorp. ‘Ik zal het voorval nooit vergeten,’ begint ze, ‘het was een flinke winter met sneeuw. Op een gegeven moment werden er allemaal sneeuwballen tegen onze deur aan gegooid. Het ging bijna de hele avond door.’ Toen ze erachter kwam wie de jongens waren en zij het aan een van de moeders vertelde, werden de jongens er gelijk bij geroepen om hun excuses aan te bieden.

Dat is dan ook weer een voordeel van een dorp, zegt ze: ’In zo’n ons-kent-ons-situatie kun je ook beter en makkelijker optreden.’

Nooit meer naar de stad

Na vierentwintig jaar in Mheer woont ze nu opnieuw in een klein dorp. Zou ze niet liever naar de stad willen? ‘Nee,’ zegt ze stelling. In een dorp voelt ze zich fijner: ‘Je wordt in een dorp gezien in meerdere rollen. In de stad kun je makkelijk weggezet worden in een bepaald hokje. Maar als je in een dorp een beetje actief bent dan vervagen de grenzen en maakt het niet zo veel meer uit wat je genderidentiteit is. De bewoners zien de verschillende aspecten van je persoonlijkheid. ‘

Hans / Laura (hij/zij/hen), Amsterdam

Hans, ook wel Laura genoemd, woont al eenendertig jaar in Amsterdam. Als ik haar bel, legt Laura uit hoe ze als tiener al een voorkeur had voor vrouwenkleding en twijfels had over haar genderidentiteit. Toch was ze hier pas open over toen jaren later haar moeder overleed. ‘Ik dacht, je leeft maar een keer, ik ga de kleding dragen die ik leuk vind.’  Ze heeft passion for women’s fashion, zegt ze, ‘in dameskleding voel ik me thuis.’

Amsterdam is niet zo tolerant als je denkt

Laura weet nog niet of hen in transitie wil of niet. In deze beslissing spelen hun eigen gevoelens de hoofdrol, maar ook reacties uit hun omgeving en reacties van mensen op straat spelen een rol. Zo vindt hen het nog best lastig om zichzelf te zijn in Amsterdam:

‘Amsterdam heeft voor velen de naam van “de stad waar alles kan”, maar mijn ervaring is anders ‘, vertelt ze me.

Ze krijgt op straat vaak commentaar op haar uiterlijk: ‘Ik ben lang en heb een kop vol haar. Ik val gewoon op. En als je opvalt, kijken mensen kritischer naar je, en hebben ze gauw een oordeel klaar. Terwijl ze je niet kennen.’

Soms loopt het zelfs bijna op geweld uit: ’Ik heb al eens in een kroeg meegemaakt dat een jongen me begon te duwen en bijna begon te slaan. Het kon nog net gesust worden.’’

De soms vijandige reacties op Hans’ zichtbare gender non-conformiteit is een van de redenen dat hij overweegt om in transitie te gaan. ‘Het is niet altijd makkelijk om het zo ‘half’ te doen,’ zegt hij.

Liever alleen, maar dan wel in de stad

Laura draagt al twintig jaar ‘vrouwen’ kleding, maar ging pas vier jaar geleden voor het eerst naar een ontmoeting voor transgender personen. Ze ging in de jaren 90 wel naar queer clubs zoals de RoXY en de iT, maar ze was nooit echt een deel van de queer gemeenschap geweest. En nu nog steeds niet: ‘Het is fijn om met gelijkgestemden te zijn, maar het is ook erg zoeken. Waar is het nou echt leuk en gezellig?’

Aansluiting vinden bij de transgemeenschap heeft niet haar prioriteit: ‘In mijn eentje kan ik me ook goed vermaken. Ik vind het bijvoorbeeld leuk om me thuis mooi aan te kleden. Om iets geks met mijn haar te doen en een mooie jurk aan te trekken.’

Wat hen wel prettig vindt aan Amsterdam is de anonimiteit die hen daar ervaart:

‘In een klein dorp val je een stuk sneller op en word je ook wel nagestaard. In Amsterdam zijn mensen meer direct: als ze het niet zien zitten met je of ze moeten je niet, dan krijg je gelijk een grote mond. Maar het voordeel van de stad vind ik de anonimiteit. In een dorp zou ik een bezienswaardigheid zijn.’

Conclusie

Het is duidelijk dat het platteland moeilijk kan zijn voor trans personen omdat je daar minder anoniem bent en meer zichtbaar. Aan de andere kant hebben trans personen het in de stad ook niet altijd makkelijk, zoals uit de ervaringen van Hans is gebleken. Door die anonimiteit in een stad kan geweld makkelijker plaatsvinden, terwijl de zichtbaarheid in een dorp je een zekere bescherming kan bieden omdat de bewoners je kennen.

(Beeld door An Smid)

De reactie van de leefomgeving heeft verder te maken met andere factoren, zoals hoe ‘zichtbaar’ trans je bent, of je non-binair of binair trans bent, in welke buurt je woont en met wat voor soort mensen je in aanraking komt.

Het vinden van een plek waar jij je thuis voelt kan een zoektocht zijn. Voor iedereen, maar vooral voor trans personen: zij moeten vaak rekening houden met hun trans-zijn wanneer ze nadenken over waar ze gaan wonen. Er moet nog veel veranderen, op het platteland én in de stad, voordat deze extra zorg weg kan vallen.