Oppergek zonder vleugels
Oppergek, zo doopte de Deense kunstenaar Ovartaci haarzelf.* Een geuzennaam afgeleid van ‘overtossi’ in Jutlands dialect (overtosse in het Deens). Ovartaci (geboren als Louis Marcussen) was een zeer getalenteerde kunstenaar en autodidact die bijna haar hele leven in een psychiatrisch ziekenhuis heeft gewoond na een gedwongen opname, maar daar haar eigen, compleet unieke universum creëerde. Op dit moment is Becoming Ovartaci in het Cobra-museum te zien. Het is de eerste overzichtstentoonstelling van Ovartaci’s schilderijen, tekeningen, sculpturen en poppen in Nederland, met veel werken uit privécollecties die nooit eerder vertoond zijn. In bijna al het werk van Ovartaci worden mensen, dingen, dieren met elkaar verbonden en versmolten. Perspectief is niet altijd wat het lijkt. En Ovartaci ook niet. Ze heeft altijd geprobeerd om te kunnen zijn wie ze wilde zijn, een vrouw. In haar werk word je meegenomen in de magische wereld van meer mogelijkheden – meer identiteiten dan die er voor haar in het dagelijks leven beschikbaar waren.
Ovartaci (1894 – 1985) groeide op in Ebeltoft, een havenstadje in Jutland en werd na de basisschool opgeleid als vakschilder. Na een aantal jaar gewerkt te hebben, vertrok Ovartaci, nadat ze Spaanse lessen had gevolgd, op 29-jarige leeftijd met een kennis naar Argentinië. In die tijd een van de meest gekozen bestemmingen van Deense emigranten, na de Verenigde Staten en Australië. Er is weinig bekend over Ovartaci’s tijd in Argentinië. Ze heeft verschillende baantjes gehad, in eerste instantie als schilder in Buenos Aires. Ze heeft rondgereisd en tijd met de oorspronkelijke bevolking doorgebracht in het noorden van Argentinië met wie ze waarschijnlijk hallucinogene middelen gebruikte. Ze wordt op een gegeven moment zelfs getroffen door de bliksem. Het moeizame, harde leven, ook met honger in combinatie met drugs, heeft er waarschijnlijk toe geleid dat haar mentale gezondheid achteruitging. Na zes jaar is ze teruggereisd naar Denemarken – ze werkte als stoker op een schip om de overtocht te kunnen maken. Na een paar incidenten met haar familie, ze richtte o.a. een defect geweer op een van haar broers, werd ze uiteindelijk gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis in Risskov, een wijk in Aarhus.
Na drie jaar in het ziekenhuis wordt ze voor een aantal jaar verplaatst naar de psychiatrische afdeling van een verpleeghuis in Dalstrup, 60 km verderop, omdat ze “niet meer beter wordt,” mentaal gezien. En het blijkt ook dat ze nauwelijks (verdovende?) medicijnen nodig heeft als ze de vrijheid krijgt om kunst te maken, dan blijft ze stabiel. In Dalstrup begint haar leven als Ovartaci en haar leven als kunstenaar. De opsluiting van Ovartaci kan (in bepaald licht) worden gezien als een vloek én een zegen. Ze kan zich de hele dag bezighouden met kunst maken en studeren, en hoeft nooit meer te werken of honger te lijden. Maar hoe redelijk is het dat ze een leven lang opgesloten zit voor het richten van een kapot geweer op een van haar broers? Was opsluiting echt de enige manier om te zorgen voor mensen met een psychiatrische aandoening? Kijkend naar de vele verwijzingen naar vliegen (vluchten…) en opstijgen in Ovartaci’s werk, het feit dat ze een helikopter heeft gebouwd om mee weg te gaan, blijft het een dubieuze zoniet tragische kwestie. Ondertussen beschilderde ze alles om haar heen. Haar kamer, de kamers van haar medebewoners. Ook maakte ze veel poppen van materiaal dat in het verpleeghuis en later weer terug in het ziekenhuis in Risskov te vinden was (ze keert terug naar Risskov omdat de artsen haar toch onder observatie willen houden). Zoals papier-maché, oude sardineblikjes, stukken hout en zelfs tandpastatubes. Deze poppen waren haar metgezellen, haar liefdes. Ze praatte met hen, liefkoosde ze en nam hen mee op fietstochten, toen ze na jaren aandringen eindelijk toestemming kreeg om van die vrijheid te genieten.
Vanaf haar tienerjaren toonde Ovartaci interesse in Boeddhisme en literatuur en deed ze aan yoga. Ze was op zoek naar volledige beheersing van haar lichaam; ze vond de oncontroleerbaarheid van het mannelijk geslachtsdeel vreselijk. De interesse, het geloof, in Boeddhisme, komt ook terug in haar werk. Een constante inspiratiebron waren haar vele vorige levens en ze maakte een serie over de reis van de zielen naar Nirwana. Hierop is in de verte een Indiaas-geïnspireerde stad te zien waaruit zonnestralen zich uitstrekken naar de aarde waarmee verschillende, kenmerkende hybride figuren van Ovartaci de reis maken, opstijgend vanuit een landschap met graangele heuvels met regenbogen en glinsteringen van de zon. Sommige keren ook weer terug, misschien omdat ze niet verder mochten of omdat ze weer teruggaan naar de aarde om een nieuw leven te beginnen met een volgende reïncarnatie van hun ziel.
Een terugkerend figuur in Ovartaci’s werk is de ranke, katachtige, hybride verbeelding van het vrouwelijke. Deze figuren kunnen worden gezien als ‘vrouw’, zij worden soms geïnterpreteerd/vermeld als de vrouwen die Ovartaci al was in haar vorige levens, maar zij zijn altijd versmolten met het animalistische – borsten of borstkas? –, wat hen boven gender laat uitstijgen. Door de tentoonstelling heenlopend betreed je als bezoeker de unieke tussenwereld (of zelfs sprookjeswereld) die Ovartaci creëerde in haar werk, waarin niemand en geen enkele plek lijkt wat het is noch kan worden gereduceerd tot één element, één interpretatie. Haar werk is vol verwijzingen naar het oude Egypte en er zijn ook veel Chinese karakters te zien. Ovartaci studeerde o.a. religie en vreemde talen als ze geen kunst maakte. Aan het begin van de tentoonstelling aan de linkerkant hangt een klein schilderij** waarop Chinese karakters als het ware samen in het water staan waardoor het geheel een antropomorfisch tintje heeft. Ook hier is weer sprake van de versmelting die zo eigen is aan de tussenwereld van Ovartaci.
Ovartaci beschilderde het liefst beide zijdes van een papier of doek om de aura of de ziel van het tweedimensionale werk te bezweren met nog een beeld en zo een onverwachte confrontatie met die ziel te voorkomen. Als bezoeker kun je de twee kanten van een aantal van die werken bekijken en als je geluk hebt, schijnt net het daglicht erdoorheen, zodat de kleuren nog meer oplichten. Zo ook bij het werk dat bekendstaat als Vlindermeisje, een van de meest opvallende van de tentoonstelling. Hierop is een figuur (meisje…?) te zien met grote vlindervleugels die net boven het gras met bloemen zweeft. Wat deze extra opmerkelijk maakt zijn de duidelijke kleuren. De schilderijen van Ovartaci zijn vol van kleur, veel mosterd-/graangeel en warm, azuur-/zeeblauw, maar ze zijn voor het merendeel niet fel van kleur.
Ovartaci heeft verteld dat ze, toen ze werd opgeleid als schilder, leerde dat de natuur geen vloekende kleuren bij elkaar brengt. Dat het belangrijk is om daarmee aan de slag te gaan en te leren van de natuur. Er is ook een schilderij van CoBrA-kunstenaar Asger Jorn te zien, die Ovartaci had leren kennen tijdens een verblijf in Jutland in een nabijgelegen ziekenhuis voor tuberculose. Hij was zeer onder de indruk van Ovartaci en heeft ook (succesvol) geprobeerd haar aan een groter publiek voor te stellen. Het werk van Jorn valt bijna uit de toon met de rest van Ovartaci’s schilderijen, haar werk is veel zachter, ondanks dat het soms onheilspellend is door alle ogen die je in het vizier nemen. De tentoonstelling is daardoor misschien wel een feest van gewaarwording, je kijkt je ogen uit terwijl je wordt waargenomen door de ogen die Ovartaci aankeken en haar misschien wél konden zien! Wie ze was, wie ze allemaal was.
Becoming Ovartaci is nog te zien t/m 14 mei in het Cobra museum in Amstelveen.
*Ik volg de voornaamwoorden die worden gebruikt bij het Cobra museum. Een zeer lange tijd wilde Ovartaci vrouw zijn, ondanks dat het ziekenhuis daar absoluut niet voor openstond. Aan het einde van haar leven leek het alsof ze haar leven, haar ideeën die tot inspiratie dienden voor haar werk, haar wens om vrouw te zijn, afdeed als een cape.
**Al Ovartaci’s werk is “zonder titel,” vandaar de locatieaanduiding.